Partijbedoeling niet langer relevant bij kwalificatie arbeidsovereenkomst

Uitspraak Hoge Raad zet streep door ‘Groen/Schroevers’ uit 1997, maar komt niet met nieuwe kaders voor de beoordeling van arbeidsrelaties, zoals de advocaat-generaal eerder adviseerde.

Voor de beoordeling of een overeenkomst over het verrichten van werkzaamheden een arbeidsovereenkomst is, is de bedoeling van de partijen niet langer van belang. Dat heeft de Hoge Raad op 6 november 2020 beslist.

Waar het om gaat is of de tussen de partijen overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, stelt de Hoge Raad. Of de partijen ook de intentie hadden met elkaar een arbeidsovereenkomst aan te gaan, doet dus niet meer ter zake.

De Hoge Raad oordeelt namelijk dat het hof in een rechtszaak ten onrechte “de bedoeling van partijen” ook van belang heeft geacht voor de vraag of er een arbeidsovereenkomst bestaat. De Hoge Raad stelt dat het niet van belang is of partijen ook daadwerkelijk de bedoeling hadden de arbeidsrelatie onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Waar het om gaat, is of de tussen de partijen overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst.

Wat de intentie van de twee contractspartijen is, doet dus niet meer ter zake. Het veel gebruikte zinnetje “partijen wensen nadrukkelijk geen arbeidsovereenkomst aan te gaan”, zoals ook in veel modelovereenkomsten is opgenomen, heeft daarmee geen enkele waarde meer.

De Hoge Raad lijkt hiermee een eerder advies van de advocaat generaal (AG) te volgen. De AG pleitte in dat advies om een streep te zetten door het ‘Groen/Schoevers’ arrest, een arrest waarin ook de intentie van de partijen als een belangrijke factor wordt omschreven voor de beoordeling of er nu wel of niet sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Geen nieuwe criteria arbeidsovereenkomst
Net als de Commissie Borstlap pleitte de AG in haar advies ook voor vervanging van het gezagscriterium. Niet langer zou het onder toezicht en leiding werken centraal moeten staan, maar de inbedding in de organisatie bij de beoordeling of van een arbeidsovereenkomst sprake is.

De Hoge Raad besteedt in zijn uitspraak geen aandacht aan dit advies van de AG.

Wanneer dit advies wel was gevolgd, zou dat verstrekkende gevolgen voor zzp’ers en hun opdrachtgevers hebben gehad. Het is nu aan de politiek, bijvoorbeeld aan de hand van een debat over het rapport Borstlap, om daar eventueel een knoop over door te hakken.

Wilt u u hierover meer weten, neem dan gerust contact op.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.